-
1 outbound
adj. op de uitreis; vaart; reist naar een ander landoutbound♦voorbeelden: -
2 outward bound
uitgaand, op de uitreis -
3 outward
adj. uit-; naar buiten--------adv. uit; naar buitenoutward1[ autwəd] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉1 buitenwaarts ⇒ naar buiten (gekeerd), uitgaand♦voorbeelden:outward form • voorkomenoutward things • de buitenwereld————————[ autwədz] 〈 bijwoord〉♦voorbeelden:1 outward bound • uitgaand, op de uitreis
Перевод: с английского на все языки
со всех языков на английский- Со всех языков на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский